Deze deskundigheid, iets wat niet gebruikelijk was, gaf Roosenburg respect. Civiel ingenieurs ervaarden namelijk de betrokkenheid van een architect ‘in het algemeen’ als een last of gevaar: Zij vreesden dat de waterstaatswerken zouden worden voorzien van dure, ondoelmatige ornamentiek. Met Gemaal Lely bewees hij een civieltechnisch, financieel verantwoord kunstwerk neer te kunnen zetten, gekenmerkt door constructieve degelijkheid en functionaliteit.
Volgens de een oogde het witte, blokvormige gemaal als een machine, noodzakelijk voor de totstandkoming en het voortbestaan van de polders. Volgens een ander was ook rekening gehouden met de context. Zo zouden de geometrische vormen verwijzen naar het vlakke, geometrische landschap van de polders. Op het gemaal prijkt zijn naam: LELY, vernoemd naar de drijvende kracht achter de Zuiderzeewerken. De belettering is van de hand van Roosenburg.
De kunstwerken werden destijds bewonderd door een breed publiek, riepen gevoelens op van ontzag door de functie. De waterstaatsprojecten behoorden namelijk tot de meest ingrijpende werken voor het Nederlandse landschap van de twintigste eeuw. Nu, ruim negentig jaar later, worden de waterwerken in de spotlights gezet. Dit gemaal is niet langer in functie, maar nog altijd van historische waarde en een dominante verschijning in de polder.